Evoluerende Passiefhuisnormen: Zich Aanpassen aan Klimaat en Context

10 april 2025
Verken de evolutie van de Passive House-standaarden van het oorspronkelijke 'Classic'-model tot klimaatspecifieke certificeringen zoals PHIUS en EnerPHit, wat een groeiende behoefte aan flexibiliteit en wereldwijde toepasbaarheid weerspiegelt.
Cover image for Evoluerende Passiefhuisnormen: Zich Aanpassen aan Klimaat en Context

Passive House (PH) normen zijn sinds hun ontstaan door het Passive House Institute (PHI) in Darmstadt, Duitsland, aanzienlijk geëvolueerd. Wat begon als een enkel, duidelijk model is uitgegroeid tot een diverse set van prestatieklassen die zijn afgestemd op verschillende klimaten, gebouwtypen en energiebronnen. Deze evolutie weerspiegelt de groeiende complexiteit en ambitie van het ontwerp van energiezuinige gebouwen, terwijl de fundamentele doelen van luchtdichtheid, thermisch comfort en energie-efficiëntie behouden blijven.

Van Classic naar Plus en Premium

De oorspronkelijke Passive House-norm—nu aangeduid als de "Classic" PH-norm—was gericht op een paar belangrijke metrics: verwarmings- en koelingsvraag, luchtdichtheid en totaal primair energieverbruik. Deze normen stelden de lat voor hoogpresterende gebouwen:

  • Verwarmings- of koelbelasting ≤ 10 W/m², of
  • Jaarlijkse verwarmings- of koelvraag ≤ 15 kWh/m²
  • Luchtdichtheid ≤ 0.6 ACH50
  • Primair Energie Hernieuwbaar (PER) verbruik ≤ 60 kWh/m²/jaar

Naarmate ons begrip van energiesystemen volwassener werd en hernieuwbare energie toegankelijker werd, introduceerde PHI twee nieuwe classificaties:

  • PH Plus: PER verbruik ≤ 45 kWh/m²/jaar, en ≥ 60 kWh/m²/jaar aan on-site hernieuwbare generatie
  • PH Premium: PER verbruik ≤ 30 kWh/m²/jaar, en ≥ 120 kWh/m²/jaar aan on-site hernieuwbare generatie

Deze nieuwe klassen moedigen gebouwen aan om niet alleen energiezuinig te zijn, maar ook energie producerend—en wijzen de weg naar echte netto-nul prestaties.

EnerPHit: Normen voor Retrofitprojecten

Het renoveren van bestaande gebouwen naar Passiefhuis-niveaus brengt unieke uitdagingen met zich mee—vooral bij het luchtdicht maken van oudere structuren en het elimineren van thermische bruggen. Om dit aan te pakken, heeft PHI de EnerPHit-norm ontwikkeld, met twee paden naar naleving:

  1. Componentmethode: Gebruik PHI-gecertificeerde componenten die zijn ontworpen voor specifieke klimaatzones (in totaal zeven, van Arctisch tot zeer heet).
  2. Vraaggebaseerde methode: Voldoen aan energieverbruik- en luchtdichtheidseisen die vergelijkbaar zijn met de Classic-norm, maar aangepast voor bestaande omstandigheden (bijv. verwarmingsvraag tussen 15–35 kWh/m²/jaar en luchtdichtheid ≤ 1.0 ACH50).

Klimaatspecifieke details omvatten limieten voor zonne-energiewinst (bijv. 100 kWh/m² vensteroppervlak in koelklimaten) en vereisten voor de kleur van oppervlakken voor gebouwen in hete zones, waar reflecterende "koele" coatings vaak verplicht zijn.

PHIUS: Een Regionale Benadering voor Noord-Amerika

Aan de andere kant van de Atlantische Oceaan heeft de Passive House Institute US (PHIUS) zijn eigen benadering ontwikkeld. Concluderend dat een enkele wereldwijde norm niet werkt voor alle klimaten, heeft PHIUS klimaatspecifieke, kost-geoptimaliseerde prestatie-doelstellingen gecreëerd met behulp van BEOPT (een tool van het Amerikaanse Ministerie van Energie). Deze doelstellingen—die ~1.000 locaties in Noord-Amerika dekken—omvatten:

  • Jaarlijkse en piek verwarmings-/koelingslasten
  • Vochtprestatiesimulaties met behulp van WUFI Passive
  • Strikte luchtdichtheid: ≤ 0.08 CFM75/ft² van het envelopgebied

Alle gecertificeerde PHIUS+-projecten worden ook onderworpen aan kwaliteitsborging door derden, waardoor de prestaties tijdens de bouw worden geverifieerd.

Aanpassingen in Zweden en daarbuiten

Andere landen hebben hun eigen PH-geïnspireerde normen ontwikkeld. In Zweden heeft het Forum for Energy Efficient Building (FEBY) regio-specifieke benchmarks ontwikkeld. Bijvoorbeeld:

  • Zuid-Zweden sluit nauw aan bij de specificaties van PHI.
  • Noord-Zweden staat hogere verwarmingsbelastingen toe (tot 14 W/m²) en luchtverversingspercentages die overeenkomen met de lokale regelgeving, zodat ventilatiesystemen niet overbelast raken.

In extreme klimaten moeten ontwerpers verder aanpassen. Het werk van architect Thomas Greindl, net ten zuiden van de Arctic Circle—met gebruik van niet-petroleum isolatie en beroepsstudenten voor arbeid—benadrukt hoe lokale aanpassing en praktische training het mogelijk kunnen maken om Passief Huis toegankelijk en ecologisch te maken.

Wereldwijde lessen en lokale beslissingen

Van de Minergie-P standaard in Zwitserland tot de klimaatgevoelige specificaties van PHIUS, de evolutie van Passief Huis certificeringen toont aan dat een "one-size-fits-all" model niet altijd haalbaar is. De beste standaard voor een project hangt vaak af van:

  • Lokale klimaat- en energiecontext
  • Bouwmethoden en materialen
  • Prestatie-doelen en waarden van de klant

Hoewel het kader van PHI de langste staat van dienst en de breedste internationale acceptatie heeft, weerspiegelt de groeiende diversiteit aan normen een gedeeld doel: het drastisch verminderen van energieverbruik terwijl gebouwen worden geleverd die comfortabel, veerkrachtig en toekomstbestendig zijn.


Of je nu een bungalow uit de jaren '50 renoveert of een ultramodern appartementencomplex ontwerpt, de evoluerende Passief Huis normen bieden een routekaart naar duurzame excellentie—aanpasbaar, op wetenschap gebaseerd en wereldwijd relevant.